Jan Brokken kijkt terug op 2013

Jan Brokken blikt terug op het succes van De vergelding. Een dorp in tijden van oorlog in 2013. Het stond maandenlang in de bestsellerlijst, kreeg alleen maar lovende recensies en werd bovendien genomineerd voor maar liefst vier prijzen.
Je was altijd al een gewaardeerd schrijver. Op een gegeven moment werd je een writer’s writer genoemd. Maar met De vergelding brak je dit jaar door naar een groot publiek.
‘Direct na het verschijnen van De vergelding kwam een stroom reacties van lezers op gang, die maandenlang zou aanhouden. Mensen waren geschokt door het boek, ontdaan. Of verbaasd. Was dit de oorlog zoals gewone mensen die hebben meegemaakt? Was het zo angstig, geladen, rauw, bloeddorstig, absurd? Op een lezing in Rotterdam stond een oude man op. Hij was vijftien toen de oorlog uitbrak, heeft die dus bewust meegemaakt. Na de oorlog had hij ontzettend veel over de oorlog gelezen. Maar in De vergelding, zei hij, kwam hij eindelijk zijn oorlog tegen. De oorlog zoals hij die had beleefd, gezien, gevoeld, geroken. Dat deed me wel wat. Ik ben van ná de oorlog, heb het allemaal uit de tweede hand of uit documenten.
Maximale waardering, ook van de pers. Niet één slechte recensie op De vergelding, zelfs niet één matige. Uitvoerige besprekingen: sommige wel twee pagina’s in de krant. Maximale aandacht: 90 interviews, 90 lezingen voor bomvolle zalen. Maximale lof: “goddelijk verteller” (de Volkskrant). Maximale verkoop: nooit eerder van één boek in één jaar elf drukken verkocht. Maximaal aantal nominaties: vier. En uiteindelijk niet één prijs toen de vierde nominatie binnenkwam, begon ik het Peter Buwalda-effect te vrezen. Ook Bonita Avenue kreeg uiteindelijk niet één prijs. Wat natuurlijk bezopen is, zeker als je naar de oogst van dat jaar keek. Laat ik het zo zeggen: ik ben er trots op dat ik in het gezelschap van Peter Buwalda verkeer.’
Had je dit succes zien aankomen?
‘Het kwam niet als een complete verrassing. Mijn kleine waanzin, dat in 2005 verscheen, kreeg geen enkele aandacht in de pers, maar begon aan een gestage opmars. Toen verscheen In het huis van de dichter. Toen ik door vele lezingen en interviews de verkoop vooruit duwde, trok het Mijn kleine waanzin mee. Hetzelfde gebeurde drie jaar later na het verschijnen van Baltische zielen. Uiteindelijk zullen Mijn kleine waanzin, In het huis van de dichter, Baltische zielen en De vergelding elkaar in verkoop niet veel ontlopen. Maar De vergelding is natuurlijk wel veel sneller gegaan: in één jaar.’
De eerste nominatie was die voor de NS Publieksprijs. Had je dat verwacht?
‘Ik wist het al in een vrij vroeg stadium. Toen mijn uitgeefster me opbelde met het nieuws, was dat een complete verrassing. We kregen daarentegen niet te horen wie de andere genomineerden waren, met uitzondering van Geert Mak, want die zit bij dezelfde uitgeverij. Geert en ik vonden het geinig tegen elkaar te gaan strijden. We spraken af dat we het op een sportieve, vriendschappelijke manier zouden doen. Niet moeilijk, weinig boeken heb ik de afgelopen jaren met zoveel plezier gelezen als Reizen zonder John, en op De vergelding is bij de eerste druk al een sticker geplakt met Geert’s lof. Maar toen we een paar weken later hoorden dat Gijp genomineerd was, begrepen we dat het geen enkele zin had. Achter Gijp stond de publiciteitsmachine van RTL.
Ik merkte wel dat ik een breder publiek kon interesseren voor het boek. Een jonger en een gevarieerder publiek. Tijdens een treinreis met de genomineerden kreeg ik veel vragen van mannen tussen de achttien en de veertig. Dat is de categorie die het minst leest.’
Wat spreekt mensen vooral in De vergelding aan?
‘Jonge mensen denken dat je je afzijdig kunt houden in een oorlog. De vergelding laat zien dat dat een waanidee is. In de loop der jaren is het totaal verkeerde beeld ontstaan dat een kleine groep dapper was (de mensen van het verzet), een kleine groep laf of verraderlijk (de collaborateurs, de NSB’ers) en dat de grote grijze middengroep zich gedeisd kon houden. Onmogelijk. Alle mannen van tussen de 18 en de 40 kregen een oproep voor de Arbeitseinsatz. Dan moesten ze beslissen of ze zich zouden melden of dat ze zouden onderduiken. Het percentage mannen dat een vrijstelling kon krijgen vanwege economische of andersoortige onmisbaarheid was gering. Vrouwen kwamen voor de keus te staan of ze voedsel op de zwarte markt zouden kopen. Beter van niet natuurlijk, maar ja, met thuis twaalf kinderen rond de tafel die “honger” roepen, wil je niet meer zo recht in de leer zijn. Een meisje van veertien in mijn boek papt met een Duitse soldaat aan vanwege een stukje zeep – ze kon niet tegen de zweetgeur die toen in alle openbare gelegenheden hing. Iedereen kwam dag in dag uit voor keuzes te staan. En dan heb ik het nog niet eens over de fundamentele keuze: bestrijd ik de bezetter en het nazisme door in het verzet te gaan of heb ik daarvoor niet de moed? Tussen heldenmoed en een beetje dapper zitten ook nog honderden gradaties.’
‘Aan elke beslissing die je nam, aan elke keuze die je maakte, kon een genadeloos zware last komen te hangen met grote en grimmige consequenties. Wat een goeie keuze leek, kon toch verschrikkelijke gevolgen hebben. Niet alleen voor jezelf maar ook voor generaties na jou. Dat geldt trouwens net zo goed voor de Nederlanders als voor de Duitsers in het boek.’
David Barnauw prijst je op de website van het NIOD omdat er nu eindelijk eens iemand over de oorlog schrijft die het allemaal niet zo zeker weet.
‘Ik betrek de lezers bij het onderzoek, geef eerlijk toe waar ik het zeker weet, waar ik voorzichtig veronderstel met een aantal duidelijke indicaties en waar ik totaal in het duister tast. Met als onderliggende gedachte: wat weten we voor honderd procent zeker over de oorlog en onze geschiedenis? Wat weten we over het gedrag van onze ouders, onze grootouders, onze ooms en tantes? Waarom zwegen ze over zoveel dingen zó hardnekkig?’
Voor Barnauw had je de Libris Geschiedenisprijs moeten krijgen, maar die ging ook aan je neus voorbij. Tijdens de uitreiking reageerde je geïrriteerd.
‘Nauwelijks was de winnaar bekend of ik hoorde dat de prijs niet naar De vergelding was gegaan omdat vorig jaar ook een boek over WO2 gewonnen had. Typisch het argument van een jury. Ik vond dat ik er voor joker bij zat: nee, liever geen oorlog ditmaal, we slaan een jaartje over.’
Door het succes van het boek zijn veel mensen naar Rhoon getrokken en hebben de namen van de zeven gefusilleerden op het monument zien staan. Waardoor het geen zin meer heeft dat je de namen van de dorpelingen veranderd hebt.
‘Maar ik beschrijf niet alleen de slachtoffers! Uit die hoek verwachtte ik de minste moeilijkheden, hoewel één familie weigerde mee te werken. Uiteindelijk kwam via een neef toch veel informatie over die familie los. En die familie is nu het meest tevreden over het boek. De nabestaanden van de slachtoffers zijn opgelucht omdat ze nu eindelijk weten wat er aan de executie vooraf is gegaan. Niemand van hen wist dat de Duitse soldaat die tegen de elektriciteitskabel liep in het gezelschap van twee meisjes uit het dorp was. Niemand wist ook dat die Duitser uit een rendez-voushuis kwam, verderop aan de Rijsdijk.’
Uit welke hoek verwachtte je dan wel problemen?
‘Een dorp blijft een dorp. Ik wilde niet dat 66 jaar na de oorlog de kinderen en kleinkinderen van de moffenmeiden nog weer op hun brood krijgen dat hun moeder of hun grootmoeder met de Duitser heeft geheuld. Door die gefingeerde namen zijn veel mensen nauwelijks meer te herleiden, ook voor oud-Rhoonaren. En ja, voor het laatste hoofdstuk van het boek was geschreven, was er al een bedreiging. Ik was gewaarschuwd.’
Heeft De vergelding het maximale publiek nu bereikt?
‘Nog lang niet. Ik moet de komende maanden heel veel mensen duidelijk maken dat De vergelding niet het zoveelste oorlogsboek is. Zeker van mijn leeftijd is een aantal mensen allergisch voor de oorlog. “Dat hebben we nu wel gehad.” “Dat weten we nu wel.” Ik dacht er zelf ook zo over. Maar nee, we weten nog heel veel niet.’
Wat heeft je zelf het meest geschokt?
‘De willekeur in een oorlog. Je ligt met je vrouw in bed. Het is half tien ’s avonds. Een paar meter van je huis loopt een Duitse soldaat tegen een hoogspanningskabel die naar beneden is getrokken. Een halfuur later word je door de moffen uit je bed geschopt, de nacht breng je in gevangenschap door, de volgende dag sta je voor het vuurpeloton. Je huis wordt in brand gestoken, je vrouw van dertig en je twee kinderen blijven verweesd achter. Wat heb je misdaan? Niets. Kon je dit voorkomen? Onmogelijk. Je was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats en zo werd je van het ene op het andere moment voer voor een wraakactie.’
En je vrouw moet na de oorlog om een huis bedelen…
‘Ja, dat is hemeltergend, ik heb dat echt hardop vloekend zitten schrijven. Hoe konden ze zo harteloos zijn!’
De oorlogsmisdadiger die dit op zijn geweten heeft wordt na zeven jaar vrijgelaten…
‘Om te laten zien hoe slordig de oorlogsmisdaden onderzocht zijn, heb ik het boek tot ver na de oorlog laten doorlopen. Een oorlog gaat niet direct voorbij. Dat duurt tientallen jaren. Het is verbijsterend dat honderden oud-dorpsgenoten me schrijven: goh, als we dit eerder hadden geweten… Onderhuids heeft het doorgeziekt. Maar wat er nu precies onder die huid zat, dat wist niemand.’
Heb je de indruk dat je op het allerlaatste moment een stukje geschiedenis van de vergetelheid hebt gered?
‘Bert Euser en ik spraken een hele middag met Berry Hersbach, een van de verzetsleiders in het dorp. Hij was 92, sinds drie maanden opgenomen in een verzorgingstehuis. Hij had nooit over de oorlog gesproken, met niemand. Opeens bood hij een schat aan verhalen aan en sprekende details die ik stuk voor stuk in het boek gebruikt heb. Toen Bert en ik vertrokken, liep hij met ons mee naar buiten. We stapten in de auto, reden weg. Hij zwaaide, draaide zich om en strompelde weg. Daar gaat het laatste stukje levende oorlogsgeschiedenis van mijn dorp, dacht ik. Vijf weken later was hij dood.’