Bonne, een ongelukkige kunststudent, werkt als hulp in de thuiszorg. Zijn cliënten, ondanks hun eenzaamheid en aftakeling, inspireren hem en bieden troost in zijn sombere bestaan.
Bonne is het ‘hulpie’ van mevrouw Waghto en een aantal andere hulpbehoevende ouderen. Hij maakt hun huis schoon en raakt al lappend, boenend en schrobbend ingespeeld op zijn cliënten. Die slaan zich ondanks hun eenzaamheid, hun haperende lijf en hun beginnende dementie door het leven op een wijze die bewondering wekt bij de tobbende Bonne. Kunstschilder in opleiding is hij, en ongelukkig in de liefde. Zijn baan in de Thuiszorg is niet enkel bijverdienste: de fabulerende meneer Ripmeester, de zwammende mevrouw Stelle, mevrouw Nieuwklap en haar dwergparkiet Peter – ze tillen hem uit zijn somberte.