Kort verhaal: ‘Friday Black’ van Nana Kwame Adjei-Brenyah

‘Naar jullie afdelingen!’ gilt Angela.

Het geloei van hunkerende mensen. Ons hek jammert en ratelt onder hun schuddende en rukkende groezelige vingers, die als wormen door het traliewerk steken. Ik zit op het dak van een hard plastic blokhutje. Mijn benen bungelen voor de ramen, en binnen hangen fleecetruien. Ik houd mijn grijper vast, een tweeënhalve meter lange metalen staaf met een plastic klauw, waarmee je hangers van de hoogste rekken kunt plukken. Ik gebruik mijn grijper ook om Friday-slaven mee op hun kop te rammen. Het is mijn vierde Black Friday. Bij de eerste beet een man uit Connecticut een gat in mijn triceps. Zijn kwijl was gloeiend heet. Ik verliet de verkoopvloer een minuut of tien om me te laten oplappen. Nu heb ik een kartelige glimlach op mijn linkerarm. Een sikkel, een halve cirkel, mijn Friday-talisman. Ik hoor Richards schoenen aan komen sloffen.

‘Ben je er klaar voor, kanjer?’ vraagt hij. Ik open één oog en kijk hem aan. Ik was er nog nooit niet klaar voor, dus ik zeg niets en sluit mijn ogen weer. ‘Ik vat ’m, ik vat ’m. Haviksoog! Goeie,’ zegt Richard. Ik knik langzaam. Hij is nerveus. Hij is regiomanager en dit is de Prominent Mall. We zijn de grootste zaak in zijn rayon. We worden geacht de komende dertig dagen een miljoen binnen te halen. Het leeuwendeel komt voor mijn rekening.

Het hek bij de hoofdingang kraakt en kreunt.

‘Ik zag de SuperShell achter. Is ze een medium of een large?’

‘Large,’ zeg ik, en open beide ogen.

Het is een wedstrijd: wie het meest verkoopt, mag een willekeurige jas uit de zaak mee naar huis nemen. Toen Richard me vroeg wat ik zou doen als ik won, zei ik dat ik, wannéér ik won, mijn moeder zo’n SuperShell-parka zou geven. Richard trok zijn wenkbrauwen op, maar zei dat dit mooi van me was. Ik zei, ja, dat is het zeker. De SuperShells zijn dit seizoen de duurste jassen die we hebben: gewatteerd, met donsvoering en waterafstotende buitenstof, voorzien van ventilatieritsen, zodat ze kunnen ademen, een elastische boord en imitatiebont rond de capuchon als luxe accent. Ik weet dat Richard wou dat ik iets anders had uitgekozen, echt alles behalve dit. Dat speelde een belangrijke rol bij mijn keuze. Ik heb de jas achter apart gehangen. Door een probleempje met de levering is het de enige large die we hebben. En niemand anders die ermee aan de haal zal gaan, want ik ben ik.

De meeste Friday-slaven zijn hier voor de spullen van PoleFace™. En wie staat dit hele weekend ingeroosterd op de PoleFace™-afdeling? Niet Lance of Michel in elk geval. En ook niet die nieuwe knul, Duo. Ik werp een blik richting denim, waar Duo heen en weer drentelt om te controleren of zijn stapels er netjes opgevouwen bij liggen. Het is een goeie knul. Soms biedt hij nota bene uit zichzelf aan om te helpen bij het uitladen van de leveringen. Hij draagt een t-shirt en skinny jeans, net als de meeste klanten van zijn leeftijd. Angela heeft hem verteld dat hij naar mij moet kijken, van mij moet leren. Ze zegt dat hij mijn troonopvolger is. Ik mag hem wel, maar hij lijkt niet op mij. Hij kan oprecht overkomen, hij is in staat te zien wat mensen willen, maar hij kan niet wat ik kan. Niet op Black Friday. Maar denim overleeft hij wel.

Michel en Lance doen schoenen en bedrukte t-shirts. Michel en Lance hadden net zo goed iemand anders kunnen zijn. Lance is in de weer met de bezem.

Er klinkt geknars en het gekletter van metaal. Angela staat voor in de winkel. Ze heeft op de knop gedrukt en de sleutel omgedraaid. Het hek van de hoofdingang rolt, zichzelf opslokkend, het plafond in.

‘Weg hier!’ schreeuw ik naar Richard. Hij rent naar de kassa, waar hij zo nodig de afroomkluis zal afromen.

Een stuk of tachtig mensen stormen als een losgeslagen kudde graaiend naar binnen, rekken en lijven uit de weg duwend. Heb je weleens mensen zien wegrennen van een brand of schietpartij? Zoiets is het, maar dan met minder angst en meer bezetenheid. Vanaf mijn blokhut zie ik een kind, een meisje van een jaar of zes, worden overspoeld en kopje onder gaan in de vloedgolf van consumptiedrift. Ze ligt languit op haar buik met vieze schoenafdrukken op haar roze jas. Lance loopt op het roze lichaampje af. Met in één hand een enorme bezem duwt hij een palletwagen voor zich uit. Hij stoot met de bezemkop tegen de zij van het meisje en probeert haar op de palletwagen te vegen, zodat hij haar naar de afdeling kan rijden die we voor lijken hebben ingeruimd. Hij heeft haar nog niet aangeraakt of hij wordt opzijgestoten door een vrouw met een grijze sjaal die het meisje overeind sjort. Ik stel me voor hoe de moeder hem uitlegt dat haar kleine dochtertje nog niet dood is. Ze trekt het meisje mijn richting uit. Het kind probeert haar strompelend bij te benen, maar dan moet ik mijn aandacht van ze afwenden.

‘Blauw! Zoon! SleekPack!’ schreeuwt een man in een gewatteerde bodywarmer, terwijl hij met een verwilderde blik mijn linkerenkel vastgrijpt. Er druipt wit schuim uit zijn mond. Ik gebruik mijn rechtervoet om tegen zijn hand te trappen en voel hoe zijn vingers door mijn laarzen worden geplet. Likkend aan zijn gewonde hand brult hij: ‘SleekPack! Zoon!’ Ik kijk hem in de ogen, die dieprood zijn rond de leden en nog roder in de hoeken. Ik begrijp hem precies. Wat hij zegt is: Mijn zoon. Houdt het meest van me met Kerstmis. Ik heb hem in de vakanties. Hij en ik. Wil maar één ding. Niets anders. Krijgt-ie niet van zijn moeder. Komt op mij aan. Moet me vader voelen!

Sinds die eerste keer, sinds die beet, spreek ik Black Friday. Of versta ik het in elk geval. Niet perfect, maar goed genoeg. Er zit nu iets van hen in mij. Ik begrijp voor wie, welke maat, welk model, welk merk en welke reden. Zelfs als ze alleen maar schuimbekken. Met mijn grijper trek ik boven uit een wanddisplay een blauwe medium SleekPack PoleFace™. ‘Bedankt,’ gromt hij wanneer ik hem het jack in zijn gezicht werp.

Ik spring van het dak van de blokhut en zwaai met de grijper in het rond, zodat geen van hen te dichtbij kan komen. De lange staaf fluit door de lucht. De meeste klanten zijn niet in staat echte woorden te gebruiken: de Friday Black heeft het grootste deel van hun verstand al aangetast. Maakt niet uit, want heel veel van hen zijn hetzelfde. Ik grijp twee medium fleeces zonder dat iemand erom vraagt, want ik weet dat iemand er een wil. Ze loeien en gillen: dochter, zoon, vriendin, echtgenoot, vriend, ik, dochter, zoon. Ik gooi een van de fleeces naar de kassa’s en de andere naar de achterwand. De menigte wijkt uiteen. Vlak bij de kassa’s trekt een vrouw een pump uit en ramt ermee tegen de kaak van een jongetje, vlak voordat hij de fleece kan weggrissen. Ze bekijkt het label, ziet dat het een medium is en smijt hem boven op het kind, dat nu een gat ter grootte van een hak in zijn wang heeft. Ik slinger twee large fleeces en twee medium fleeces de menigte in. Daarna wend ik me tot de klanten die nog kunnen praten en die om me heen staan te porren en te duwen.

‘C-C-COAL. BUBBEL. SMALL, IK! COAL!’ zegt een man terwijl hij op zijn borst roffelt. Ik ben de enige op mijn werk die geen Coalmeister heeft! Hoe kan ik senior adviseur zijn zonder? De enige!

Ik duw het uiteinde van mijn grijper tegen zijn hals om zijn hongerige mond bij me uit de buurt te houden. Daarna trek ik een van de Coalmeister-bubbeljassen uit het rek achter me. De man heeft hem meteen te pakken. Hij drukt de jas tegen zich aan en holt naar de kassa.

‘Wij? Wij!’ zegt de vrouw met de grijze sjaal. Aan weerszijden van haar hoofd bungelen grote gouden oorringen. Het rozegejaste kind hangt tegen haar schenen. Het gezicht van het meisje is beurs, maar ze geeft geen kik.

‘Gaat niet. De Stuy!’ zegt de man van de grijze sjaal. Voor familietijd is er een tweeënveertig inch hd nodig. De BuyStuy-deal geldt zolang de voorraad strekt! Anders niet te betalen.

Black Friday heeft op iedereen een andere uitwerking. Voor gezinnen is het zwaar. Ze horen niet altijd wat ik hoor.

‘Klootzak!’ briest de vrouw. Dan staart ze mij weer aan.

‘PoleFace™. Roze,’ zegt ze, en wijst naar haar kind. ‘SleekPack, kool’ gaat ze verder, en wijst naar zichzelf. Een nieuwe kinder-PoleFace™ , een nieuwe koolzwarte SleekPack, een Coalmeister. Een gezinsuitrusting.

De vrouw heeft de twee jassen die ze nodig heeft binnen een paar tellen bemachtigd en stormt er vervolgens vandoor, het kind achter zich aan slepend.

Zo is het niet altijd. Dit is het Zwarte Weekend. Als er op andere momenten iemand overlijdt, komt er toch altijd wel een schoonmaakploeg met een zeil aanzetten. Vorig jaar kostte de Friday Black 129 mensen het leven. ‘Black Friday is een geval apart, maar verder zijn we nog altijd een plek waar consumentenzorg en intermenselijke verbinding centraal staan,’ verkondigde het management van het winkelcentrum in een memo aan alle zaken. Alsof de zorg om anderen iets is wat je aan en uit kunt zetten.

De eerste vijf uur doe ik ruim zevenduizend. Niemand heeft ooit zo goed verkocht. Nog even en ik heb een jack van vijfhonderd dollar om mijn moeder te bewijzen dat ik altijd van haar zal houden. Wanneer ik me haar blik voorstel op het moment dat ik het haar geef, begint mijn hart sneller te slaan.

Om vijf uur ’s ochtends komt de dip. De eerste golf shoppers is naar huis of ligt, slapend of dood, in diverse uithoeken van het winkelcentrum op de grond.

Wij hebben drie lijken op de lijkenafdeling. De eerste dode viel na een uur. Een vrouw beklom het wandrek met denim, op zoek naar een broek in haar maat. Al krijsend liet ze de houten stelling zo heen en weer zwaaien dat het hele gevaarte bijna op Duo en alle anderen van zijn afdeling was gestort. Duo stootte haar met zijn grijper van het rek af. Ze kwam op haar nek terecht. Een andere vrouw griste de SkinnyStretches uit haar dode handen. Vervolgens arriveerde Lance met de palletwagen, zijn bezem en wat papieren handdoekjes.

Mijn eerste pauze is om 5:30 uur. Op weg naar de kassa’s om uit te klokken loop ik door denim.

‘Zo te zien was het hier nogal een gekkenhuis,’ zeg ik tegen Duo. Overal liggen jeans. Geen ervan opgevouwen. De vloer zit onder de bloedvlekken.

‘Nou,’ zegt hij. Een jongeman in een wit t-shirt komt op ons af gewankeld. ‘Grrrrr,’ zegt hij. Hij loopt op iets te knauwen. Net voordat ik een SlimStraight in zijn maat naar hem toe kan slingeren – hij denkt dat die hem populair zal maken op school – mikt Duo razendsnel het juiste type spijkerbroek naar de klant, die hem vangt en ermee naar de kassa strompelt.

‘Versta jij ze?’ vraag ik.

‘Nu wel,’ antwoordt Duo. Hij schopt naar een tand die op de grond ligt. Daarna laat hij me een kleine bloederige plek tussen zijn duim en wijsvinger zien.

‘Ja, ja, Black Friday.’

‘Het is mijn eerste.’

‘Nou ja, het ergste hebben we gehad,’ zeg ik met een halve glimlach, om hem te peilen.

‘Weet ik niet,’ zegt hij.

‘Tja,’ zeg ik, en loop door naar de kassa.

‘Ik heb na jou pauze,’ zegt Duo. Dat is retail voor: schiet op, ik heb honger.

Terwijl ik mijn gebruikersnaam en wachtwoord op de computer intik, maakt Richard een buiging voor me alsof ik moet worden vereerd. Angela knikt me toe als een trotse mamma. In mijn afwezigheid neemt Angela mijn plek op de PoleFace™-afdeling in. Tijdens de dip kan ze dat wel aan.

Als ik de zaak uit loop, blijkt de Prominent één bloederige puinhoop, dus het is duidelijk een fantastische Black Friday geweest. Er hangen mensen languit over bankjes en er steken voeten uit vuilnisbakken. Uit onzichtbare luidsprekers klinkt onontkoombare kerstmuziek. Kerst is hier God.

Ik heb honger. Mijn familie heeft dit jaar niet echt iets aan Thanksgiving gedaan – wat ik wel een opluchting vond, behalve dan dat ik dus ook geen kalkoenvulling heb kunnen eten. Ik had aangeboden een beetje te helpen met de boodschappen. Mijn moeder was haar baan kwijtgeraakt. Ik verdien 8,50 dollar per uur, maar heb gespaard. Ma, pa, zus en ik. Maar uiteindelijk hebben we de hele boel maar afgeblazen omdat we elkaar eigenlijk niet meer kunnen uitstaan. Dat is een van de bijwerkingen van sober leven. Vroeger deden we spelletjes met z’n allen. Nu gaan mijn ouders tegen elkaar tekeer over geld, en wanneer ze dat niet doen, zitten we te zwijgen. Ik vraag me af of er in het winkelcentrum ergens kalkoenvulling te krijgen is.

Bij mijn tweede Black Friday draaide onze zaak behoorlijk goed, dus dat leverde commissie op. Je kreeg iets van 2,5 procent van alles wat je verkocht. Voor ons op de winkelvloer was dat nogal wat. In die tijd was Wendy topverkoopster. Wat inhield dat ze de hoogste verkooptargets had. Dat jaar nam ze een taart mee voor ons allemaal. Ik nam er niet van, ik keek wel link uit: ik eet niets dat me door de strot wordt geduwd, en ze hield ook maar niet op over die taart. ‘Kunnen we Thanksgiving in de zaak vieren! Hij is zelfgemaakt.’ Iedereen riep hoe lief dat was, hoe attent. Uiteindelijk waren Wendy en ik als enigen niet de hele dag aan de schijterij.

God mag weten wat ze in die taart had gestopt. Ik stelde me ten doel haar te verslaan. En dat deed ik ook. Ik verpletterde haar. Misschien kwam het doordat ik dankzij haar biologische oorlogvoering schoenen, bedrukte t-shirts, petten en denim onder mijn hoede kreeg en zij vastzat bij PoleFace™. Misschien kwam het doordat we dat jaar een warme winter hadden. Misschien kwam het doordat ik de fucking beste verkoper ben die deze winkel ooit heeft gehad en ooit zal krijgen. In elk geval verpletterde ik haar. Sindsdien ben ik topverkoper. Met Nieuwjaar was Wendy vertrokken. Ik heb de extra commissie gebruikt voor een stel controllers voor mijn GameBox.

Ik bereik de foodcourt, waar de geur van eten de stank van de pasgestorvenen overstemt zoals een muilkorf de snuit van een dolle hond bedekt. Er zijn overlevenden, overwinnaars van de eerste golf, die overvolle tassen voorttrekken. Met hun laatste krachten zeulen ze hun zojuist verworven geluk mee naar huis. En verder zijn er de doden, waar je ook kijkt. Bij BurgerLand haal ik twee burgers van het 1-dollarmenu, een kleine friet en een drankje. De man achter de kassa heeft zoveel meegemaakt en zoveel cafeïne in zijn lijf dat ik hem eraan moet herinneren dat hij geld van me krijgt. En zelfs op het moment dat hij het aanneemt, staart hij nog voor zich uit, langs me heen, blik op oneindig. Ik ga zitten aan een van de witte tafels in de foodcourt waar geen lijk op ligt.

Ik neem een hap van mijn burger en kauw langzaam. Als ik zo’n hap lang genoeg in mijn mond houd, wordt het een zachte brij die bijna iets wegheeft van kalkoenvulling. Terwijl ik zit te eten, sleept een vrouw een doos met een televisie naar het tafeltje voor me. Ze duwt een andere vrouw, die ondersteboven in een plasje bloed ligt, uit de stoel en gaat zitten. Ik herken haar uit de zaak. Zo te zien heeft iemand zijn tanden in een van haar oren gezet; aan het andere oor hangt nog steeds een grote ring. Haar grijze sjaal is verdwenen. Maar haar nieuwe jas heeft ze aan. Wanneer ik haar aankijk, begint ze te sissen en laat ze haar scherpe witte tanden zien.

‘Stil maar,’ zeg ik. ‘Ik heb u geholpen.’ Ze kijkt me verdwaasd aan. ‘Eh, SleekPack, kool,’ zeg ik in het Black Friday, waarbij ik eerst naar mezelf en daarna naar haar wijs. De vouwen in haar gezicht trekken glad. Ze zakt onderuit in haar stoel en wrijft met haar wang langs het imitatiebont van de capuchon.

‘Goeie vangst?’ vraag ik. Ze knikt heftig en streelt de televisiedoos. ‘De familie nog aan het shoppen?’ vraag ik.

De vrouw doopt haar vinger in de plas bloed voor haar.

‘Tweeënveertig inch hd,’ zegt ze.

Dit is het enige moment waarop ze zich er een kunnen veroorloven.

Met een rode vinger tekent ze een cirkeltje op de kartonnen doos, zet er twee stippen in bij wijze van oogjes en trekt daaronder een glimlachstreep. Het bloed is al gestold voordat ze de andere kant van het gezicht heeft bereikt.

‘Wat?’ vraag ik.

‘Dood,’ zegt ze. ‘BuyStuy. Vertrapt.’

‘O,’ zeg ik. ‘Juist.’

‘Ze was zwak. Hij was zwak. Ik ben sterk,’ zegt de vrouw, terwijl ze langs het gezicht op de doos strijkt. Het maakt nauwelijks vegen. ‘Zwak,’ zegt ze nog eens.

‘Ik snap het,’ zeg ik.

Zodra ik de ene burger op heb, werp ik de vrouw de andere toe. Ze vangt hem, scheurt het papier eraf en begint verlekkerd te eten. Mijn telefoon roert zich in mijn zak en ik haal hem tevoorschijn. Ik heb nog een kwartier, maar het is de zaak.

‘We hebben je nodig!’ brult Richard.

‘Ik ben net weg,’ zeg ik, terwijl ik opsta en terugloop.

‘Duo heeft net ontslag genomen.’

‘O.’

‘Hij zei dat hij aan zijn pauze toe was, en ik zei wacht nog een paar minuten, en toen vertrok hij gewoon. Hij is weg.’

‘Ik kom eraan,’ zeg ik. Ik begeef me richting roltrap. Ik stap op de loopband en zweef naar beneden. Op de baan in de tegenovergestelde richting komt Duo naar boven.

‘Honger?’ vraag ik.

‘Het ging niet, man. Die shit is treurig,’ zegt Duo.

Ik grom iets, omdat ik geen woorden heb om hem te vertellen dat het inderdaad treurig is maar dat ik niets anders heb.

‘Het is een mooie jas,’ zegt hij. ‘Maar meer ook niet.’

‘Wat?’

‘Die jas is geen bewijs. Ze weet het wel. Je hoeft dat niet te doen, bro,’ zegt hij, terwijl hij zich omdraait en verder omhooggaat op de roltrap.

‘Zeg dat niet,’ antwoord ik. ‘Niet tegen mij.’

‘Sorry.’

‘Tja,’ zeg ik, en dan is Duo ervandoor.

Bij mijn derde Black Friday draaide het bedrijf niet zo best. Er was geen commissie en geen prijs. Toch verkocht ik nog altijd meer dan alle anderen.

Terug in de zaak ligt er een nieuw lijk op de lijkenberg, en bij PoleFace™ probeert een jonge vrouw Angela te vermoorden. Ze krabt en gilt, en bij de ingang begrijp ik al wat ze wil. Ze heeft Angela tegen de wand met de SuperShells gedrukt. Zo te zien staat het meisje op het punt Angela’s neus af te bijten. Lance rijdt ondertussen een tiener naar de lijkenberg en Michel is bezig met een klant op de schoenenafdeling. Richard kijkt me aan en wijst naar Angela en het meisje. Ik weet wat het meisje wil.

‘Help!’ gilt Angela en kijkt om naar mij. Ze houdt het meisje met een grijper van het lijf, maar zal het niet lang meer volhouden. Ik draai me om en loop naar achter, naar de personeelsruimte. Ik kijk omhoog naar de enige SuperShell-parka die er hangt. Ik trek hem van de hanger. Wanneer ik naar buiten kom, heeft het meisje hem al geroken. Ze werpt een blik in mijn richting en huilt als een wolf.

Met dat ding ben ik niet meer alleen, bedoelt ze. Nu zullen ze me leuk vinden.

Ze spurt naar me toe. Als een stierenvechter houd ik de jas naast mijn lichaam omhoog. Ze rent eropaf en op het moment dat ze zich op de parka stort, laat ik los en spring opzij. Met de jas in haar handen zegt ze hees: ‘Dank je wel.’ Ik sla haar gade bij de kassa. ‘Fijne dag nog,’ zegt Richard nadat ze heeft afgerekend. Ze gromt en zegt: ‘U ook.’ Ik klok weer in op de computer. Angela legt een hand op mijn schouder. ‘Bedankt,’ zegt ze.

‘Yep,’ zeg ik en loop terug naar mijn afdeling.

Er houdt een kudde shoppers halt voor de zaak. Ze zien de resterende voorraad PoleFace™. Ik klim op mijn blokhut. De meute stormt naar binnen. Lijven die vallen en weer opstaan. Lijven die vallen en blijven liggen. Geschreeuw en gesis en geklauw en gekreun. Ik pak mijn grijper en kijk toe terwijl de met bloed besmeurde mensen met geld in hun zak en de Friday Black in hun kop op me af komen stormen.

Ik glimlach naar de menigte. ‘Wat kan ik vandaag voor u betekenen?’

Ze duwen en wijzen alle kanten op.


Dit verhaal komt voor in de verhalenbundel Friday Black van Nana Kwame Adjei-Brenyah.

Meer nieuws

  • Robin Block te gast in de podcast ‘Beeldspraak’ van Poëziecentrum

    16 april 2024

    In aflevering 31 van de podcast ‘Beeldspraak’ van Poëziecentrum is dichter Robin Block te gast. In de aflevering gaat David Van ReyBrouck in gesprek met Block over zijn dichtbundel Handleiding vo...

    Lees het hele bericht
  • Atlas Contact publiceert op 22 oktober 2024 de memoires van Aleksej Navalny getiteld ‘Patriot’

    11 april 2024

    Navalny is kort na zijn vergiftiging in 2020 aan Patriot begonnen. Het omvat zijn volledige levensverhaal: zijn jeugd, zijn activisme, zijn huwelijk en familie en zijn toewijding aan de zaak van de Ru...

    Lees het hele bericht

Leestips ontvangen?

Altijd op de hoogte van het laatste nieuws over boeken, schrijvers en activiteiten? Meld je dan hier aan voor onze maandelijke nieuwsbrief.

Schrijf je in

Agenda

[twitget]
Geverifieerd door MonsterInsights