Interview met Eva Vriend | Maand van de Geschiedenis

Tijdens de Maand van de Geschiedenis publiceren wij wekelijks over geschiedenisboeken. Vandaag spreken we Eva Vriend over haar boek Eens ging de zee hier tekeer. Hierin neemt ze ons mee naar plaatsen die ooit aan de Zuiderzee lagen en waar traditioneel nog een sterke visserijcultuur bestaat. De ‘Zuiderzeevissers’ kregen het in de twintigste eeuw moeilijk: de Afsluitdijk (1932), inpoldering en Europese visquota bezorgden hen klap na klap. Toch, zo laat Vriend in deze fascinerende geschiedenis zien, bleven ze in plaatsen als Urk, Volendam, Spakenburg en Wieringen stug doorvissen. In deze hechte IJsselmeerstadjes is de ‘Zuiderzee’ vandaag de dag nog springlevend.

Door: Barend van der Have

Is de geschiedenis van Zuiderzeeplaatsen een verborgen geschiedenis?
Ik merk dat ik altijd aan mensen uitleg dat het IJsselmeer vroeger zout was, dat er hoge golven waren en dat er eb en vloed was. Dat wat je nu bij de Noordzee hebt, dat je dat ook bij de Zuiderzee had is inderdaad iets waar mensen niet zo bij stilstaan. Het was gewoon een hele grote, serieuze binnenzee. Waar ikzelf vooral mee bezig ben is dat er aan de Zuiderzee mensen woonden die deze veranderingen voor zich zagen voltrekken. Bij die omslag is niet echt goed stilgestaan. De Nederlandse geschiedschrijving was en is heel erg gericht op de ‘prestatie’ die de Afsluitdijk was, later kwamen daar dan nog de Deltawerken en de aanleg van de polders bij. Nederland profileert zich heel erg als het land van de dijkenbouwers. In die zin is het verhaal van Zuiderzeestadjes de ‘schaduwzijde’ van de geschiedenis, daarom wilde ik er ook zo graag onderzoek naar doen.


U ben zelf opgegroeid in de Noordoostpolder. Had u als kind het gevoel op de bodem van de Zuiderzee te spelen?
Ik ben in 1973 geboren en toen was de boerderij van mijn grootvader twintig jaar oud – heel erg jong dus eigenlijk. Iedereen was bezig met het opbouwen van het bedrijf, heel erg op de toekomst gericht. Het historisch besef ontbrak. Als het over vroeger ging dan ging het over Noord-Holland, want daar waren mijn grootouders vandaan gekomen. De boerderij stond aan de rand van de Noordoostpolder, eigenlijk woonden we op het strand van de Zuiderzee. Maar we waren daar helemaal niet mee bezig, we stonden echt met onze rug naar de voormalige kust toe. Dat is natuurlijk heel raar, maar ook wel wat mij juist boeit. In de kuststadjes heb ik heel erg gevoeld dat de mensen zich miskend voelen. Er was geen ruimte voor hun verhaal, en daar waren ikzelf en de andere polderbewoners schuldig aan.

U beschrijft hoe de Zuiderzee door de geschiedenis heen als een ‘web’ fungeerde: de vissersstadjes voelden zich meer met elkaar verbonden dan met het achterland. Gaat dat ook vandaag de dag nog op?
Ja, veel meer dan de stadjes zelf denken. Een goed voorbeeld is voetbal. Als FC Urk tegen Spakenburg speelt, dat is dat echt een hele dikke derby. Een ander voorbeeld is het onderhoud van de oude botters, daar vinden ze elkaar ook heel erg in. En natuurlijk in de visserij en de klederdracht. Op bestuurlijk niveau zie je het ook. De burgemeesters overleggen met elkaar over verschillende vraagstukken, zoals: hoe moeten we omgaan met onze jeugd. De stadjes profileren zich eigenlijk heel vaak afzonderlijk, maar ze hebben heel veel gemeenschappelijk.

De Zuiderzeebevolking werd vanaf de negentiende eeuw gezien als een ‘oerras’. Door de geïsoleerde ligging zouden deze mensen representanten zijn van een oorspronkelijk, Bataafs ras – het ‘zuivere’ Nederland. Op welke manier wordt nu nog teruggrepen op dat beeld?
Het is natuurlijk niet zo dat ze nu nog teruggrijpen op het idee van ‘wij zijn een bijzonder ras’. Maar het idee dat er in de IJsselmeerplaatsen een bijzondere, authentieke cultuur heerst, dat leeft nog steeds. En dat leeft aan twee kanten. In die stadjes zelf staan ze zichzelf voor op hun Zuiderzeecultuur: hard werken, de strijd tegen de elementen. Tegelijkertijd is het zo dat Rutte, Wilders en andere politici op verkiezingstournee allemaal een harinkje gaan happen in zo’n kustplaats. Ze komen altijd naar Urk of Volendam en ze zorgen altijd voor een leuk plaatje. En het scoort ook nog altijd. Volendam en Spakenburg worden in de berichtgeving ook nog altijd ‘vissersplaats’ genoemd. Je kan er van alles van maken, maar het zijn géén vissersplaatsen. Voor de lokale economie spelen de vissers geen rol van betekenis meer, maar toch worden die plaatsten er nog altijd mee geassocieerd.

Als u zelf had mogen kiezen in welke tijd u was geboren, welke tijdsperiode zou u dan kiezen?
Ik denk de wederopbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog. Er hangt natuurlijk zo’n aureool van tuttigheid om de jaren vijftig, maar we leven nu in een hele verwarrende tijd en toen waren ze juist met hun toekomst bezig. De economie groeide, er was perspectief – dat lijkt me echt heerlijk. Het was de tijd dat mijn grootvader z’n eerste trekker kocht. Voorheen had hij altijd met een paard over het land gelopen. Van een paard naar een trekker, dat je dat soort stappen meemaakt! Het is natuurlijk wel zo dat de positie van de vrouw nog wat bekneld was, dus ik denk dat ik dan wel graag een man zou zijn geweest. Maar dat vooruitkijken, dat optimisme, dat alles alleen maar beter lijkt te worden, dat gevoel heeft onze huidige tijd niet.

 

Fragment uit Eens ging de zee hier tekeer:

De botters oogden treurig in de havens waar Gijs Hopman, Willem Ballap Kwakman en Rooie Juut van den Berg lagen op de dag van het dichten van de Vlieter, het laatste gat in de Afsluitdijk. Alsof ze in de rouw waren. De vlaggen op de vissersschepen wapperden halfstok op die meidag in 1932.

Het was een zaterdag, de meeste vissers waren thuis en hadden de tijd om een symbolische vuist te maken. Het ging ze nog steeds niet zozeer om de afsluiting zelf, als wel om de manier waarop de Zuiderzeesteunwet werd uitgevoerd. En omdat de beginjaren dertig weer goede vangsten hadden gebracht, waren de karige Zuiderzeejaren naar de achtergrond van het geheugen verdwenen. Het voelde voor de vissers, hun families en hun collega-ondernemers aan de wal alsof een rijke periode voorgoed werd afgesloten.

Bij het sluitgat zelf had het er wel feestelijk uitgezien. Zo’n driehonderd vaartuigen hadden zich verzameld rond de bakschippers die de laatste happen keileem in de Zuiderzee stortten. Cornelis Lely maakte het slotakkoord van zijn levenswerk niet meer mee. Hij was in 1929 op vierenzeventigjarige leeftijd overleden. Zijn oudste zoon Jan Lely aanschouwde het historische moment wel, omdat hij inmiddels leidinggaf aan de Maatschappij tot Uitvoering van de Zuiderzeewerken. Stoomfluiten gilden, sirenes loeiden. En toen er vanuit de Waddenzee daadwerkelijk geen zout water meer de Zuiderzee in stroomde, verstomde het kabaal en klonk het Wilhelmus. ‘Een monument van kracht, wetenschappelijk vermogen en volharding,’ ronkte het Algemeen Handelsblad. ‘De hoeden af! De vlaggen uit! Allen verenigd in een krachtig eensgezind Hoezee,’ schalde Het Vaderland.

Het bejubelde nieuwe meer heette voortaan naar de rivier de IJssel, die het zoete water aanvoerde dat de Zuiderzeefamilies verfoeiden. Het waterpeil werd niet langer bepaald door de getijden, maar door de twee sluiscomplexen in de Afsluitdijk die het IJsselmeerwater de Waddenzee op spoten.

Toch veranderde er voor de meeste vissers niet zoveel in dat afsluitingsjaar. De zuidelijke Kom van het IJsselmeer bleef nog redelijk zout. Jochem Hopman, de vader van Cees Hopman, was 26 jaar, net drie jaar getrouwd en hij vroeg gewoon zijn eerste zelfstandige visvergunning voor het IJsselmeer aan. ‘Er zat toen gewoon nog heel veel vis.’ Cees begrijpt de keuze nog steeds wel. Het noordelijke gedeelte van het IJsselmeer verzoette wel snel. Dat najaar viel er veel regen, waarna de verzoeting ook in het zuiden doorzette. Nu zou er snel een laag dode vis op het water drijven, voorspelde menigeen. Het IJsselmeer zou vast binnen een paar weken leeggevist zijn.
Ze voeren uit, ze keken. Ze keken hun ogen uit. Het gebeurde niet.

Over de auteur:

Eva Vriend (1973) is historica en schrijfster. Ze groeide op in de Noordoostpolder. Haar bestseller Het nieuwe land (2013), over de ontstaansgeschiedenis van Flevoland, werd genomineerd voor de Brusseprijs en de Libris Geschiedenis Prijs. In 2015 verscheen De helpende hand. Sinds 2016 werkt ze samen met het Zuiderzeemuseum aan het interactieve project ‘Mijn Zuiderzee’, waarvoor ze vele levensgeschiedenissen van kustbewoners optekende.

Klik hier voor meer (geschiedenis) boekentips

Meer nieuws

  • ‘Rozige maanvissen’ van Sytse Jansma is genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2024

    24 april 2024

    De dichtbundel Rozige maanvissen van Sytse Jansma is genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs 2024. De prijs wordt sinds 1988 uitgereikt door Poetry International en bekroont het beste Nederlandstalige ...

    Lees het hele bericht
  • Niña Weijers met ‘Cassandra’ winnaar van de E. de Perronprijs 2022/23.

    23 april 2024

     Niña Weijers is met Cassandra de winnaar van de E. du Perronprijs 2022/23. De E. du Perronprijs is een initiatief van de gemeente Tilburg en Tilburg University. De prijs wordt uitgereikt sinds...

    Lees het hele bericht

Leestips ontvangen?

Altijd op de hoogte van het laatste nieuws over boeken, schrijvers en activiteiten? Meld je dan hier aan voor onze maandelijke nieuwsbrief.

Schrijf je in

Agenda

[twitget]
Geverifieerd door MonsterInsights