H.M. van den Brink over het coronavirus in Frankrijk

Mijn uitgever vroeg me om een bericht uit de quarantaine en nu staar ik al een uur uit het raam naar een weiland waarin honderden narcissen bloeien en naar de groene en bruingrijze bossen aan de overkant van het dal.

Vlak voor het raam heb ik een stel mezenbolletjes opgehangen, waardoor het een komen en gaan is van de nerveuze vliegeniertjes. Aan de binnenkant van de ruit zitten tientallen lieveheersbeestjes – en soms ook andere insecten die ontwaakt zijn nu er voor het eerst sinds de herfst weer wordt gestookt.

Maar veel meer gebeurt er hier niet.

Echt niet.

Zelfs de zevenslaper in de keuken lijkt zijn geknaag aan meubels en levensmiddelen te hebben gestaakt. De val die we voor hem hebben opgesteld, gevuld met brood en pindakaas, is nog steeds niet dichtgeklapt.

 

Op een zaterdagavond tien dagen geleden zijn we hier aangekomen, net voor in Frankrijk om twaalf uur de cafés voor onbepaalde tijden werden gesloten. In België waren ze al eerder dichtgegaan, net als de restaurants, de avondwinkels en de raambordelen. We reden langs donkere ruiten en gedoofde lichtreclames.

Twee dagen later kregen we te horen dat we het huis alleen nog maar voor bepaalde activiteiten (bezoek aan supermarkt, apotheek, hulpbehoevend familielid of individuele sportbeoefening in de directe omgeving) mogen verlaten en, op straffe van een fikse boete, niet zonder een ondertekend en van de datum voorzien formulier bij ons te dragen waarop we de betreffende bezigheid hebben aangekruist.

 

Maar verder is er van de maatregelen niet veel te merken. Er is geen café in het dorp en het kerkje gaat maar één keer per jaar open (op de zondag in augustus wanneer het dorpsfeest wordt gevierd). De huizen staan ver uit elkaar en zijn omringd door hoge heggen, directe buren hebben we niet. Op straat groeten we elkaar door een hand op te steken, vrijwel nooit maakt iemand een praatje. Elkaar met rust laten en geen rare dingen doen (‘ne faites pas des histoires’) is de enige regel waar je je aan te houden hebt, zo vertelde ons een buurvrouw in het eerste jaar dat we hier verbleven. Een medebewoner zomaar tot op minder dan anderhalve meter naderen zou ook in tijden zonder ‘lockdown’ heel raar worden gevonden.

 

Enfin.

 

We werken wat in de tuin, we lezen, we schrijven en we maken om de twee dagen een ritje naar de Carrefour, waar je gewoon alles kunt krijgen. Net als alle andere keren dat we hier waren.

Dat we de afzondering en de rust prettig vonden wisten we al. Het is precies waarom we de houten huisjes aan dit stille weggetje hebben gekocht. Daar hadden we geen pandemie voor nodig.

Pas na een paar dagen merkte ik dat er toch iets veranderd was. Niet aan de fysieke omstandigheden dus, maar aan mezelf. Ik voel me onbezorgder, minder zwaartillend dan gewoonlijk. Niet omdat ik vrolijk word van de ellende van anderen. Ik besef heel goed dat we bevoorrecht zijn. Gezond, niet omdat we zo voorzichtig zijn geweest maar door geluk. En stomtoevallig op een fijne plek. Intussen liggen elders mensen aan de beademing en lopen de dodentallen op.

Mijn goede humeur komt, denk ik, door iets anders. Nog altijd ben ik er niet aan gewend om fulltime te schrijven. Sinds een jaar of drie heb ik geen vaste baan meer en dat bevalt me helemaal niet. Geen verplichtingen, geen collega’s, geen triviale problemen om je over op te winden en om op te lossen, geen instantbevrediging door futiel succes. En omdat ik alle tijd aan mezelf heb, is er ook geen vrije tijd om te schrijven. Vroeger zag ik verlangend uit naar die paar weken per jaar waarin het moest gebeuren. Nu kan ik op ieder moment net zo goed iets anders gaan doen. Een gebrek aan beperkingen is de pest voor het kunstenaarschap. Dat heb ik altijd al gevonden. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat ik er gewoon niet voor in de wieg ben gelegd.

 

Hoe het ook zij, beperkingen zijn er nu volop. We mogen niet reizen. De grenzen zijn dicht. We kunnen niet naar Amsterdam en niet naar Berlijn. En, o ja, het leven is eindig. Ik ben dus wel verplicht om aan de slag te gaan met de Grote Katholieke Roman waar ik het al meer dan twintig jaar met mijn redacteur over heb. Ik begin er zelfs zin in te krijgen.

 

De heilige Corona zal in het epos geen rol spelen, ook al bekleedt dit meisje uit het Midden-Oosten dat in het jaar 177 op zestienjarige leeftijd de marteldood stierf sindsdien een interessante dubbelfunctie. Ze staat uit de aard der zaak garant voor ‘standvastigheid in het geloof’ en is daarnaast zowel de patrones van zakenmensen als van de slachtoffers van epidemieën.

Omdat ik niet die nare ziekte voor mijn werklust wil bedanken, bedank ik bij dezen toch maar haar.

Van H.M. van den Brink verscheen onlangs de roman Aurora schrijft

Meer nieuws

  • ‘Rozige maanvissen’ van Sytse Jansma is genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2024

    24 april 2024

    De dichtbundel Rozige maanvissen van Sytse Jansma is genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs 2024. De prijs wordt sinds 1988 uitgereikt door Poetry International en bekroont het beste Nederlandstalige ...

    Lees het hele bericht
  • Niña Weijers met ‘Cassandra’ winnaar van de E. de Perronprijs 2022/23.

    23 april 2024

     Niña Weijers is met Cassandra de winnaar van de E. du Perronprijs 2022/23. De E. du Perronprijs is een initiatief van de gemeente Tilburg en Tilburg University. De prijs wordt uitgereikt sinds...

    Lees het hele bericht
Geverifieerd door MonsterInsights